BEPPIE BAKBOORD - Beppie op volle zee
Haar moeder had een groen gezicht. Het was een raar gezicht. Ze lag binnen op de bank met een bak naast zich waar normaal de sla in zat. Beppie en haar vader zaten buiten, maar af en toe waggelde Beppie even naar binnen om haar moeder een kusje te geven. Die kreunde dan alleen maar om zich vervolgens weer om te draaien. Beppie vond er niks aan zo. Ze had al een paar nachtjes in haar kooitje geslapen en dat was op zich best fijn. De hele nacht schommelde ze heen en weer, maar dan rolde ze lekker tegen haar knuffelbeesten aan. Alleen duurde het nu wel erg lang. Overdag zag ze niks anders dan zee, zee en nog eens zee. Alleen heel af en toe zag ze in de verte een beetje land.
Beppies moeder voelde zich een beetje niet zo lekker. Soms kwam ze even buiten om een frisse neus te halen, maar zo koud vond Beppie het niet. Gelukkig was haar vader kapitein Bakboord en zorgde hij ervoor dat de boot vooruit bleef gaan. Beppie zat veel binnen op het wachtbankje in het dekhuis en speelde met haar speelgoed.
Voordat ze op reis gingen hadden haar vader en moeder een feestje georganiseerd zodat iedereen hen nog een laatste keer kon zien. Heel veel mensen kwamen op bezoek en ze namen allemaal cadeautjes mee. Het was heel gezellig die dag, maar iedereen huilde ook veel. Vooral als ze weer in de auto stapten omdat ze naar de veerboot moesten. Dan liepen meestal Beppies moeder en zus Belle mee naar buiten om het bezoek uit te zwaaien. Beppie speelde op het kleed in de woonkamer met al het speelgoed dat ze had gekregen. Later hadden haar vader en moeder het in een grote tas gestopt en mee genomen naar de boot.
Het leukst vond Beppie vandaag de raamstickers. Het waren boerderijdieren die ze steeds ergens anders kon plakken. Als Beppie vanachter haar raampje in het deckhouse naar de grote waterwereld daarbuiten keek, liet ze de koe steeds over de golven dansen en de boer achter de kruiwagen verdween steeds in het diepe. Beppie moest er hard om lachen.
Toen Beppie drie nachten op de boot had geslapen, kwamen ze in een haven aan. Het heette hier Frankrijk zei haar moeder. Ze zeiden bonjour tegen de mensen op de kant. Beppie kon het niet goed verstaan en wist niet wat haar moeder bedoelde, maar dat hoefde ook niet want ze bleven er toch niet lang. Ze kwamen alleen maar even om te douchen en dat was heel fijn! Het water was warm en haar haar voelde niet meer plakkerig. Het was raar toen ze op de kant stapten. Papa zei dat ze een beetje landziek waren. Beppie voelde zich niet ziek maar het leek net of de grond in Frankrijk de hele tijd heen en weer ging.
Na een paar uurtjes gingen ze weer aan boord. Net toen de grond onder Beppies voeten niet meer zo schommelde. Maar ze moesten weer verder zei haar vader want het tij was goed om naar de Kanaaleilanden te varen. Ze hadden dan de stroming mee en dan gingen ze harder. Beppie vond het allemaal best, ze stapte weer aan boord en zwaaide naar Frankrijk. Al snel werd het donker en gingen Beppie en IJsbeer naar bed. Ze droomde over IJsbeer die bonjour zei tegen een hondje maar die begreep het niet en blafte iets raars terug.
Toen ze ’s ochtends wakker werd, legde Beppies moeder haar uit dat ze vandaag op een eiland zouden aankomen dat bij Engeland hoorde, maar nog heel dicht bij Frankrijk lag. Daar zouden ze een paar dagen blijven. Dit keer legden ze niet aan in een haven zoals in Frankrijk of thuis op het eiland maar ze moesten een anker van de voorkant van de boot in het water laten zakken. Dat is een soort hele grote zware ijzeren pijl die aan een lange ketting vastzit zodat de boot aan de grond vastzit en niet weg kan waaien.
Beppie keek haar ogen uit. Het eiland leek helemaal niet op haar eiland. In plaats van groene dijken en witte stranden zag ze rotsen en bergen en de mensen zeiden goodmorning in plaats van bonjour. In de dinghy – dat is een klein bootje dat bij de grote boot hoort, eigenlijk een soort auto – roeide ze met haar vader en moeder naar de kant. Ze deden boodschappen in het kleine stadje, aten een ijsje en ’s middags gingen ze wandelen. Het was best ver en van het omhoog klimmen op de berg werd Beppie erg moe. De paar dagen op het eiland vlogen voorbij en toen het zover was, haalde haar moeder het anker op en stuurde haar vader Zouterik de baai uit.
Nu zetten ze koers naar Spanje en daar zouden ze een hele tijd blijven. Ook haar zus Belle zou daar aan boord komen. Maar eerst moesten ze nog ‘de grote boze Golf’ oversteken. Zo noemde haar moeder de zee die nu voor hen lag, de Golf van Biskaje. Hij werd boos genoemd omdat het niet makkelijk was om haar te bezeilen. Het kon er erg slecht weer worden, zomaar ineens. En de golven konden heel hoog en heel raar zijn, zei haar vader. Maar voordat ze vertrokken hadden ze via internet naar de weersvoorspelling gekeken en haar moeder zei dat het weervenster de komende dagen rustig was. Dat betekende dat ze waarschijnlijk geen slecht weer of hoge golven zouden krijgen.
Na drie dagen en drie nachten varen, kwam Zouterik aan in Spanje, in een stad die A Coruña heette. De mensen hier zeiden hola in plaats van bonjour en goodmorning en het zonnetje scheen. Beppie zat buiten in de kuip samen met haar vader en moeder en ze bewonderden de skyline van de stad met haar prachtige oude gebouwen en pleinen. Ze hadden geen slecht weer gehad, haar moeder was niet weer ziek geworden en ze verheugden zich allemaal op de aankomst in het warme land. Beppie voelde zich blij maar ook wel een beetje moe. Het zou fijn zijn om na al die dagen schommelend in haar bedje op zee weer in een rustige boot te slapen.
Het was warm in Spanje en Beppie zweette in haar zwemvest. Toen haar vader en moeder de boot goed hadden vastgelegd in de haven, vond Beppie het welletjes. Met luide stem gaf ze te kennen dat ze in bad wilde. De grote blauwe golvende zee daarbuiten maakte plaats voor haar kleine roze badje dat haar moeder gevuld met fris water en haar badspeeltjes in de kuip zette. Beppie had haar vuurdoop als matroos goed doorstaan!