Zouterik op reis

View Original

BEPPIE BAKBOORD - Beppie gaat op reis

Helemaal in het noordelijkste puntje van Nederland lag een eiland. Je kon er alleen maar komen met de veerboot. En op het noordelijkste puntje van dat eiland lag een klein dorpje. Zo klein dat je er in een paar minuten doorheen kon fietsen. Er woonden nog geen duizend mensen die elkaar allemaal kenden. En ze waren allemaal erg vriendelijk. Nou ja, bijna allemaal. Een van hen was namelijk boos. En dat was Beppie Bakboord. 

Beppie was twee jaar oud en woonde al bijna haar hele leven op het eiland. Ze was in de grote stad geboren maar toen ze een paar maanden oud was, verhuisde ze naar het houten huis met de grote tuin in het kleine dorpje in het noorden. Ze was er erg gelukkig. In de tuin stond een schommel en een glijbaan, haar vriendjes woonden in de buurt en als ze zin had ging ze een kletspraatje maken bij de buurvrouw. 

Beppie hield van het eiland en het eiland hield van Beppie. In het voorjaar ging ze de lammetjes op de dijk aaien. Ze probeerde dan altijd de blatende dieren na te doen. In de zomer kon ze lekker naar het strand. Met haar emmertje water halen, zandkastelen bouwen en ijsjes eten. Als de blaadjes van de bomen begonnen te vallen, ging ze wandelen in het bos en mocht ze stampen in de plassen. En in de winter vielen er sneeuwvlokken uit de lucht en kon ze op het bevroren water van de duinmeertjes glijden.

Klinkt allemaal heel leuk toch? Dat vond Beppie ook. Maar toch was ze op die zonnige zomerdag boos. Ze gingen namelijk vandaag niet naar het strand, maar haar vader en moeder zetten haar in de auto. En daar was het stikheet en het lag vol met tassen en allerlei losse spullen. Haar moeder gespte de gordel van haar autostoel vast en zei lachend tegen Beppie: “Vandaag gaat het echt gebeuren, we gaan op reis!” 

Beppie begon te huilen. Ze wilde helemaal niet op reis. Ze vond het fijn in haar huis, in haar tuin, met de lammetjes en op het strand. Waarom moest ze nou in de auto op deze warme dag? Wát ging er nu echt gebeuren, wat was ‘het’? En wat is dat eigenlijk, op reis? 

Ze had het de afgelopen weken juist zo naar haar zin gehad. Ze mocht namelijk heel vaak bij oma en opa logeren. Oma zei dat papa en mama het heel druk hadden. Beppie vond het niet erg want oma bakte heerlijke pannenkoeken en ze mocht opa altijd helpen in de tuin. Ze miste opa en oma. En ze miste haar grote broer en zus. Waarom waren die er nu niet om haar te troosten?

Snotterend zat ze op de achterbank terwijl papa het dorpje uitreed, langs de dijk. De ramen in de auto waren open en de wind blies het geluid van de vrolijk blatende schapen de auto in. Na een kwartiertje rijden reden ze het haventerrein op. “Gelukkig hoeven we niet op de veerboot,” dacht Beppie, en ze werd alweer een beetje blijer. Haar vader parkeerde de auto en haar moeder haalde haar uit de stoel. Wel moest ze gelijk haar zwemvest aan. Dat was ze gewend als ze bij de haven waren. Ze kon namelijk nog niet zwemmen. 

Met z’n drieën liepen ze over de steiger, bepakt en bezakt. Beppie droeg haar eigen knuffel IJsbeer. Haar vader en moeder liepen elk achter een grote kar die ze vol hadden geladen met de spullen uit de auto. “Daar zijn we dan,” riep papa, “ons nieuwe leven gaat nu echt beginnen.” Beppie keek omhoog en zag haar moeder op de Zouterik klimmen. De Zouterik was hun boot waar ze ook wel eens een paar dagen op woonden. Eén keer toen Beppie nog maar één jaar was, hadden ze er ook een paar weken op gewoond. Maar daar kon ze zich weinig meer van herinneren. 

Haar vader tilde Beppie en IJsbeer op de Zouterik en Beppie waggelde naar binnen. Dat viel nog niet mee want dat zwemvest zat behoorlijk in de weg. En het was heel heet, Beppie moest ervan zweten. Haar moeder was heel stil de tassen aan het uitpakken. Het was wel een beetje raar vond Beppie, want haar moeder pakte al haar kleertjes en luiers en knuffelberen in de kast naast haar kooitje – zo heette haar bed op de boot. Kennelijk gingen ze weer een paar dagen op de Zouterik wonen. Beppievond het eigenlijk wel gezellig. Ze ging zitten op de bank in de kajuit – dat is de woonkamer op de Zouterik – om te spelen met haar knuffels. 

Haar moeder ging koffie zetten en ze hoorde haar vader op het dek rommelen. Ineens hoorde ze stemmen op de steiger. Beppie rende zo snel als het ging met dat onhandige zwemvest naar buiten en zag haar favoriete buurvrouw en buurman bij de Zouterik staan. En de vader en moeder van haar vriendinnetje. Ze kwamen aan boord en kregen koffie en koekjes van haar moeder. Beppie kreeg limonade.

Na een tijdje werden de stemmen luider en stond iedereen op. Haar moeder begon te huilen, haar vader lachte zenuwachtig. Er werd gekust en geknuffeld en de visite ging van boord. Beppies moeder deed het zwemvest uit en zette Beppie in de autostoel op het wachtbankje in het dekhuis. Dat was een soort kamer met heel veel ramen van waaruit Beppie alles en iedereen binnen en buiten goed in de gaten kon houden. Dat deed ze nu dus ook.

Ze zag haar moeder de lijnen van de kant losmaken, haar vader startte de motor van de boot en de buren en vrienden stonden te gillen en te zwaaien op de kant. “Goede reis!” riepen ze allemaal. Beppies favoriete buurvrouw veegde de tranen uit haar ogen. Moest ze nu lachen of huilen? Beppie kon het niet goed zien. Ze zag haar vader en moeder allebei in de kuip stappen en haar moeder haalde haar uit de autostoel en zette Beppie bij de zeereling. Ze zei: “Zwaai maar naar iedereen Beppie, je zult ze een hele tijd niet zien.” Beppie zwaaide en zwaaide en zwaaide. De mensen op de kant hadden nu hele kleine gezichtjes en de schapen op de dijk waren nog maar stipjes. Ze kon ze niet meer horen blaten en toen opeens ook niet meer zien. Beppies zwaaiende handje ging langzaam omlaag. Kennelijk ging ‘het’ nu echt gebeuren.