Koersen op Corona
Er is een wereld vóór het virus. Echt waar. Het is nog maar een paar weken geleden. Toen we nog niet geïsoleerd van achter ons huiskamerraam de eerste tekenen van het voorjaar hoefden te bekijken. Toen we nog gewoon bij elkaar op bezoek konden. In het park konden liggen om de eerste zonnestralen van de lente ons lijf te laten verwarmen. Toen verjaardagskaartjes nog gewoon op de deurmat vielen zonder angst dat het virus daarmee ook door de brievenbus kwam. Toen het wc papier niet uitverkocht was, er geen seniorenwinkeluurtje was en mijn moeder nog gewoon op haar kleinkinderen kon passen. Toen vrolijke kinderstemmen nog door de schoolgangen galmden en de weekendroddels nog bij het koffiezetapparaat werden doorgenomen. Die wereld was nog niet vergeven van ziekte, verderf, dood, onzekerheid, zorgen en hamsterzucht. In die wereld konden we elkaar nog gewoon kussen, omhelzen, knuffelen en een handdruk geven. We konden het biertje met de naam van het ‘killer virus’ nog gewoon zonder bijsmaak drinken.
De wereld vóór het virus was voor ons onmetelijk groot. We bevoeren sinds 20 maanden haar oceanen die geen grenzen kenden. Moeiteloos kliefde de boeg van de Zouterik, ons varende huis, door de golven van de Noordzee, het Kanaal, de Golf van Biskaje, de Atlantische Oceaan en de Caribische Zee. De grenzen op zee waren onzichtbaar. Zomaar ineens waren we van Europa in Afrika beland. En een paar weken later in Zuid Amerika, gevolgd door het Caribisch Gebied en Midden Amerika. De enige grens die we wél heel bewust zijn overgestoken is die van de Atlantische Oceaan naar de Grote of Stille Oceaan. We moesten ervoor door het Panama Kanaal, het iconische staaltje ingenieurskunst dat ook wel het 8e Wereldwonder wordt genoemd. Toen in die wereld vóór het virus de deuren van de laatste sluis zich voor onze ogen openden, werden we overweldigd door de belofte van het grote blauw in de verte. Het avontuur van een nog grotere wereld lonkte en we waren niet te stoppen. De wereld vóór het virus was in potentie voor een ieder van ons grenzeloos. Het lijkt nu onvoorstelbaar…
Want we leven in een wereld tijdens het virus. Waarin de wereldbevolking thuis zit. Wachtend, biddend, hopend. Uitkijkend naar een lente die voorlopig niet komt. Hopend op een vaccin waaraan door wetenschappers en medici koortsachtig wordt gewerkt. Ondertussen met afschuw lezend over ouderen die in Spaanse verzorgingshuizen moederziel alleen zijn gestorven, uit angst achtergelaten door hun verzorgers. Bang om zelf ten prooi te vallen aan het nietsontziende virus. Een wereld die in de war is, die stil staat, niet meer vooruit durft te kijken. Een wereld met nieuwe grenzen. Niet alleen die tussen landen maar ook met grenzen aan onze eigen dromen. Want dat durven we niet meer. Bang liggen we in ons bed, de wereld lijkt een groot zwart gat. We leven in een nieuwe werkelijkheid, dat lees ik tenminste overal. Maar waar ik vroeger verandering altijd omarmde, bezorgt het me nu kippenvel. Want deze werkelijkheid staat me allerminst aan.
De wereld tijdens het virus is voor ons heel klein. Niet langer bedwingen we oceanen. Niet meer dromen we over zorgeloze zeilpassages van wekenlang naar nieuwe bestemmingen. Niet langer voelen we ons zo vrij als een vogel. Onze wereld is beperkt tot ons 12-meter lange drijvende huis dat voor anker ligt op de Panamese Las Perlaseilanden. En dan hebben wij nog geluk. Al ervoeren we dat de eerste dagen in quarantaine allerminst zo. Gevangen voelden we ons, beknot in onze vrijheid waarvoor we juist op reis waren gegaan.
Het zo door ons begeerde Frans Polynesië dat we over een week of vijf varen zouden bereiken, is een doodlopende weg geworden. Het paradijs heeft haar grenzen gesloten. Zeilers die al onderweg waren toen de onheilstijding kwam, mogen provianderen en doorvarennaar Papeete op Tahiti. Daar wacht hen onzekerheid. Ze moeten hun boot achterlaten en naar huis vliegen of doorvaren ‘ins blaue hinein’. Letterlijk want ze kunnen nergens heen. Alle landen in de wijde omgeving hebben hun grenzen gesloten. Grimmige berichten bereiken ons. Vrienden die al drie weken onderweg zijn mailen via de satelliettelefoon dat ze hemel en aarde hebben moeten bewegen om via de consul toestemming te verkrijgen toch proviand en diesel te mogen inslaan. Kennissen in Azië verhalen over militairen die met harde hand zeilers weren, zelfs na weken op zee en zonder voedsel, water of diesel. Op Curaçao is een Noors schip met gezin en jong kind zonder pardon weer de zee op gestuurd. Overal ter wereld verkeren zeilers in onzekerheid over het naderende orkaanseizoen.
Die onzekerheid verkiezen wij niet. Wij blijven zitten waar we zitten. Voorlopig dan. Wij hebben nu die keus. En zij die toch vertrokken zijn na het onfortuinlijke bericht brengen willens en wetens zichzelf, hun crew én de bewoners van Frans Polynesië in gevaar. Het systeem daar is niet berekend op virussen of rampen. Al veel vaker in de geschiedenis brachten zeilers ziektes over op de lokale bevolking. We volgen het nieuws uit de Pacific 4000 zeemijlen verderop via whatsapp groepjes, emails, Facebook en nieuwssites op de voet, maar kunnen niets positiefs of hoopgevends ontdekken in de berichtgeving. De baaien raken overvol, zeilers mogen zelfs niet zwemmen rond hun boot, de bevolking keert zich tegen hen, voorraden raken op en de zorg is absoluut niet berekend op een virus uitbraak. Het enige lichtpuntje in de hele misère is dat er ‘slechts’ zo’n 50 Corona-gevallen zijn geteld in Frans Polynesië. Geconcentreerd en geïsoleerd op twee of drie eilanden. Dat biedt perspectief én hoop voor ons.
Want er is een wereld ná het virus. Die wereld openbaart zich nu al schoorvoetend. Af en toe gaat er een deur op een kier en schemert er een hoopvol vooruitzicht. We zien het op datzelfde Facebook, Instagram en in de whatsappgroepjes. Animaties met handen die een kaarsvlammetje doorgeven, filmpjes over de positieve milieu-effecten van de gesloten luchtruimen en onze thuisquarantaine. Initiatieven om samen te bidden, om kaarsjes aan te steken, om boodschappen te doen, om liever te zijn voor elkaar. Hoopvolle berichten over een vaccin dat in de maak is. Over cijfers die stabiliseren
In die wereld na het virus hebben we weer dromen. In die wereld reizen wij weer. Niet gehinderd door verboden, gesloten luchtruimen of andere grenzen, zichtbaar of onzichtbaar. We reizen meer in onze hoofden, we herontdekken de wereld dicht bij huis, we waarderen de pracht van ons eigen land. We hebben weer hoop, durven weer plannen te maken. Gaan weer bij elkaar op bezoek, wandelen zonder aankondiging door de achterdeur en bezoeken onze grootouders in het verzorgingstehuis. Lachen weer in de parken, op de stranden en in de steden.
In die wereld durven we te hopen dat Corona voorgoed de loop der dingen veranderd heeft. Dat wereldleiders onbaatzuchtiger zijn, dat farmaceuten niet langer commercieel maar medemenselijk zijn, dat multinationals midden in de samenleving staan en verantwoordelijkheid nemen voor de wereld om hen heen. Dat de behulpzaamheid die we nu tentoonspreiden blijvend is. Dat het vuurtje dat is doorgegeven en in ons is gaan branden nooit meer uitgaat. Dat we aardiger, liever, socialer en onbaatzuchtiger zijn.
Voorlopig wordt de wereld nog beheerst door het virus. En leven wij nog in die kleine wereld op Las Perlas. Maar binnen die grenzen voelen we toch al een zuchtje vrijheid. Wij hebben voor minstens een half jaar eten aan boord, zijn zelfvoorzienend. We bakken ons eigen brood, maken zelf yoghurt en vangen (als het lukt) onze eigen vis. Onze zonnepanelen voeden onze watermaker en wij permitteren ons tochtjes naar de onbewoonde eilanden in de Las Perlasarchipel. Kleine pareltjes zonder mensen om te besmetten maar mét de vrijheid om te zwemmen, te rennen over het strand en voorzichtig te lachen met vrienden, al is het dan op gepaste afstand.
In die wereld ná het virus zijn wij veranderd. Anders dan voorheen nemen we onze vrijheid niet meer voor lief. Respecteren we elke grens die we overgaan, heel bewust, met ons volle verstand en met respect voor de landen die ons verwelkomen. We reizen niet meer zo vanzelfsprekend als vóór het virus. We koesteren meer dan ooit elke nieuwe stempel in ons paspoort. We grijpen elke kans op contact met de lokale bevolking met beide handen aan. Letterlijk, want we kunnen weer handen schudden en omhelzen. Zonder onzichtbare deeltjes die door de lucht reizen of angst voor een virus. We prijzen onszelf nog meer dan voorheen gelukkig. Omdat we zelf gezond zijn gebleven. Omdat onze familie en vrienden thuis dit samen hebben doorstaan. Omdat we elk in ons eigen kleine deeltje van de wereld met succes hebben gebeden, gewacht en gehoopt op verbetering, op een vaccin, op vooruitgang.
En we zijn dankbaar. Voor de nieuwe inzichten die het virus ons gebracht heeft. Al kwamen ze soms in al onze wanhoop diep in de nacht. Meer dan ooit voelen we ons verbonden met de onmetelijk grote wereld om ons heen. We begrijpen haar beter, met haar peilloze diepe oceanen en tot in de wolken reikende bergen. Want wat het virus ons ook wilde vertellen of waarom het ook onder is geweest, het zal ons achterlaten met dieper ontzag voor de wereld om ons heen. Met meer dankbaarheid dan ooit voor de zorgen van de mensen om ons heen en met nog meer vertrouwen in onszelf, onze kennis, kunde, overlevingsdrang, gezonde verstand en onze medemenselijkheid. Laat die wereld maar komen!