Het verschil tussen ‘hebben’ en ‘zijn’
‘Être et avoir’, ‘to be and to have’, ‘zijn en hebben’. Twee werkwoorden die in elke taal die Linde dagelijks leert een hoofdrol spelen. In 1952 schreef de Nederlandse dichter Ed Hoornik er een prachtig gedicht over. Voor wie het helemaal wil lezen, klik hier. In essentie laat het gedicht twee fundamenteel verschillende manieren van leven zien. ‘Zijn is luisteren, is onze ziel, is werkelijkheid en voor de eeuwigheid. Hebben is hard, is schijn, is tijdelijk’. Op aangrijpende wijze weet Hoornik in een paar zinnen en met slechts enkele beelden de tegenstelling tussen deze twee ogenschijnlijk eenvoudige woorden op te roepen.
Kun je leven zonder te ‘hebben’?
Ook tijdens onze reis draait het regelmatig om ‘hebben’. Als we met de kinderen door Colombia reizen en we de meest prachtige sieraden tegenkomen, wordt al snel de vraag gesteld “Ah mam, mogen we dat armbandje hebben?” En als een rokje of jurkje te klein blijkt te zijn, ligt de vraag “Kunnen we een nieuwe kopen?” al op de lippen. Een leven zonder te ‘hebben’ lijkt niet voor te stellen. Onbedwingbaar is het sterke gevoel dat we dingen willen bezitten en gebruiken omdat we denken dat dat bijdraagt aan ons als persoon.
Wie je bent, is wat je hebt
Als ik het daar met Linde over heb, herkent ze dat. We zien het aan hoe we naar de kleding van onszelf en anderen kijken, aan welke smartphone een vriendin heeft, in welk type auto haar ouders rijden en op welke sport je zit. Je zou bijna denken: wie je bent, wordt bepaald door wat je hebt. Maar dat is natuurlijk niet echt waar. Dingen die we hebben voegen niet werkelijk iets toe aan wie we zijn.
Blij met niks
We verblijven nu al ruim twee weken in het weinig bezochte gebied van de Guna Yala indianen. Sinds een week ankeren we voor het kleine eiland Ustupu. ‘s Ochtends doen we school. ‘s Middags verkennen we het dorpje. We schuifelen over stoffige paadjes, de zon schijnt ongenadig op onze hoofden. “Noe-è-die”, groetenwe om de zoveel meter, “Hallo, hoe gaat het ermee” in Guna taal. Aanvankelijk zijn de mensen teruggetrokken, ze zien hier nauwelijks westerlingen. Maar gaandewegons verblijf laten ze zich steeds meer zien en worden zeopener. We zijn getuige van hun dagelijks leven.Kinderen maken vliegers van gevonden stukjes plastic. Ze spelen boter, kaas en eieren met stokjes in het zand. Ze maken een kerstboom van gevonden blikjes. Zevolleyballen met een oude bal. Ze hebben geensmartphones, geen merkkleding en dragen niet eensschoenen. Ze zitten niet op een sportclub, er zijn hiergeen auto’s en hun ouders doen allemaal hetzelfde werk: de vaders werken op de landjes en komen ‘s avonds thuismet kokosnoten, bananen, yam en yuca’s. De moedersdoen de was, naaien mola’s (de locale klederdracht) en zorgen voor de kinderen. ‘Hebben’ lijkt hier een niet of nauwelijks bestaand woord, laat staan een werkwoord.Ze lijken simpelweg gelukkig met het zijn in het hier en nu.
Eenvoudigweg ‘zijn’
De laatste strofen van Hoorniks gedicht luiden:
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.
En dat doen we. Vanavond schijnt de volle maan boven het kleine indianeneiland. Vol ontzag kijken we naar die grote gele bol aan de hemel en alle sterren eromheen. We voelen ons nietig en klein. Vanavond kunnen we alleen maar ‘zijn’.